Bargoensjclub Ut Keieskwieëste uit de Groenstraat
28-03-2023

Versjtrunkelt diene haech wat een käneske op een huuvelke drajt? In het interview met Paul Vek, in de Anselbode van 13 februari, vertelde Paul, dat hij lid was van een bijzondere vereniging, namelijk de Bargoensclub ‘Ut Keieskwieëste’ uit de Groenstraat in Waubach. Hij brengt ons in contact met Pieterjo Schmitz (voorzitter) en Herbert Damoiseaux (bestuurslid) van de club, die waakt over het voortbestaan van het Bargoens, dat nog altijd in de Groenstraat wordt gesproken.

Het wordt een gesprek van anderhalf uur, waarin de beide heren enthousiast vertellen over hun grote hobby, het Bargoens uit de Groenstraat.

Het verhaal:

“Het Bargoens uit de Groenstraat heeft een hele lange geschiedenis. In oude geschriften van voor zeventienhonderd wordt dit dialect al genoemd. Die taal hoorde beter gezegd bij de gemeenschap Groenstraat en daar bij ook nog het Sjpaans Kentje en een stukje van de Hereweg. Op je vraag om iets over de geschiedenis van het Bargoens te vertellen, willen we eerst een misvatting wegnemen. Bargoens is beslist geen geheimtaal van boeven, landlopers en dieven, zoals het in de van Dale staat. Het woordje Bargoens, is een container begrip, waar allerlei ‘Bargoenstalen’ onder vallen, maar ook een aantal handelstalen, zoals het Bargoens van ons buurtschap, de Groenstraat. Hier woonden vooral de armere mensen, die bij de boeren op het land werkten. Was er in de herfst en winter geen werk, dan bleven ze niet thuis zitten duimen draaien, maar trokken als reizende handelaars met honden en handkarren door de, zeg maar huidige Euregio en zelfs tot in Frankrijk. Voor een ossenkar of paard en wagen was geen geld. De handelswaar kon van alles zijn, van schoensmeer, veters tot lucifers. Dat laatste deden ze samen met de bewoners van Nieuwenhagen, die lucifers in huisvlijt maakten. Daarom worden zij in de Carnavalstijd nog altijd de ‘Sjweëgelsöppers’ genoemd.

Zo rond 1860 kwam plotseling de pruikenindustrie opzetten, menselijk haar werd handelswaar. Bij de meisjes was lang haar natuurlijk gebruikelijk en de handelaren waren in het knippen zo bedreven, dat zij lange strengen er tussenuit knipten. Leuk om nog even aan te halen is, dat de boerenvrouwen dat ook lieten doen, en daardoor, zonder dat vader dat wist, een extra centje bijverdienden.

Ieder jaar op carnavalsdonderdag werden de haren op de haarmarkt hier in de Groenstraat verkocht. Uit heinde en verre kwamen handelaren hier naar toe, vanuit o.a. Keulen en Aken. Elke kleur haar had zijn eigen prijs en daarin speelde ook de lengte van het haar uiteraard een rol. Van de haren werden behalve pruiken en haarstukjes ook haarknotjes gemaakt. Je kent ze wel van oude schilderijen, haarstukjes die de dames als een ‘koptelefoon’ droegen. De handelaren in de Groenstraat verdienden aan de ‘haarhandel’ goed geld en daardoor stegen zij ook behoorlijk in aanzien.

Het Bargoens was, in die handelstijd, een goede manier om onderling te overleggen, bijvoorbeeld over de prijs, zonder dat degene, die iets van je wilde kopen of van wie jij iets wilde kopen, begreep van wat je onderling zei. Alle rondtrekkende handelaren hadden in die tijd hun eigen handelstaal, maar wel gebaseerd op het plaatselijk dialect waar ze vandaan kwamen. Natuurlijk leenden wij ook onderling woorden van elkaar. Bij onderzoek in Duitsland en België zijn wij heel wat woorden tegengekomen, die ook in de Groenstraat gebruikt werden.

Ook kwamen er nieuwe woorden bij en vielen er anderen af, want als je een paar keer als handelaar op dezelfde plek was geweest, begon de plaatselijke bevolking het Groenstraats Bargoens natuurlijk te begrijpen. In de tijd dat het Bargoens nog veel gebruikt werd, was er een soort ‘code-zin’ om te ontdekken of degene die je tegenkwam het Bargoens machtig was.

Men vroeg dan “Versjtrunkelt diene haech wat een käneske op een huuvelke drajt?” (vrijvertaald: ‘Weet jij wat een hondje op een bergje doet?) Als de aangesprokene het correcte antwoord gaf (eenzelfde soort code-zin), wist men dat men met een Bargoensspreker te doen had.

Natuurlijk leenden wij woorden van andere rondtrekkende handelaren en vond er tussen de diverse handelsgroepen kruisbestuiving plaats.

Over het algemeen kun je zeggen dat met de opkomst van de mijnindustrie het Bargoens langzaam begon in te leveren. De handel kwam op een laag pitje te staan en het grootste deel van de bewoners zocht werk op de mijnen. Deze ‘taal’ had toen namelijk geen functie meer, alhoewel je kunt zeggen, dat de mijnwerkers ook een soort Bargoens spraken, zeg maar Koeltaal.

Voor de carnavalsdagen van 1996 bezocht de Blauw Sjuut uit Heerlen de Groenstraat. Hun Moelemeëker, iemand die de mensen langs de route toespreekt, gaf in de Groenstraat een speech, die vol zat met woorden uit het Bargoens van de Groenstraat. Met het schaamrood op de kaken moesten de Groenstratenaren erkennen dat ze er weinig of niets van snapten.

Voor Jo Vek, een ‘trotse’ bewoner van de Groenstraat was de maat echter vol. Het kon toch niet zo zijn dat er iemand uit Heerlen een speech komt houden in het Groenstraats Bargoens en niemand verstond er wat van. Hij verzamelde wat bewoners van de wijk om zich heen en richtte de Bargoensclub ‘Ut Keieskwieëste’ op. In het verleden had ook gepensioneerd schoolmeester Adams al eens een poging ondernomen, maar die mislukten enigszins. Gelukkig was er door hem al heel wat materiaal verzameld waarop de nieuwe club kon voortborduren. Inmiddels bestaat de club alweer 27 jaar.

Als naam werd gekozen voor ‘Ut Keieskwieëste’, want Keies betekent straat en kwieëste betekent spreken of te wel praten, dus wederom vrij vertaald is de naam van de club ‘straattaal’.

Zoals we zojuist al aangaven was er heel wat voorwerk te vinden. Een voorbeeld hiervan is het aantekeningenboekje van Xavier Schuncken. Hij maakte er een gewoonte van om Bargoense woorden op te schrijven, die de mensen gebruikten. We geven toe dat hij het fonetisch heeft opgeschreven, maar we konden er wel wat mee. Een ander voorbeeld is het ‘archief’ van meester Adams en de heer Goossens. Met behulp hiervan hebben we er jaren aan gewerkt om tot een lijst te komen van zo’n drie tot vierhonderd woorden, waarover wij het als club eens zijn dat deze woorden echt uit het Bargoens van de Groenstraat komen. Het Bargoens heeft geen echte grammatica, maar berust hoofdzakelijk op werkwoorden en zelfstandige naamwoorden.

Iedere veertien dagen houden we een clubavond. We proberen dan zoveel mogelijk om Bargoens tegen elkaar te praten. Ook maken we, als een soort huiswerk, thuis een verhaaltje in de taal van onze voorvaders en moeders, dat we op onze avond bespreken.
Een keer per jaar houden we ook een avond, waar we een toneelstuk in het Bargoens opvoeren. We nemen dan ook een onderwerp, dat in die tijd actueel was, zoals de gokhuizen in België in de 19e eeuw.

Nog even terug naar het Bargoens, Wim. Je vraagt je natuurlijk af waar die namen vandaan kwamen. Dat was heel verschillend. Suiker werd kraket omdat het kraakte als je er over liep. Meel stoft en werd stubbet, zeep werd sjumet, en ga zo maar door. Toch bleven er verschillen, zelfs in het buurtschap Groenstraat. De uren op de klok werden soms hens genoemd en in andere gezinnen betekende hens weer geld.

Als club moeten we zorgen, dat het Bargoens uit de Groenstraat, uit de achttiende en negentiende eeuw behouden blijft.

Een paar maanden geleden werden we benaderd door pastoor Marc Heemels uit Eygelshoven om een Bargoens leesplankje te maken. Hij had dit vaker gedaan, zoals in Roermond. Dit collectorsitem is inmiddels klaar en onder andere te koop bij chocolaterie Bruns aan de Veldhofstraat en kost 12,50 euro.

De leden van de club beginnen langzaam steeds wat grijzer te kleuren dus een beetje jonger bloed is welkom. Het strekt tot aanbeveling als je ‘iets hebt’ met de Groenstraat, zoals afstammelingen van de Bargoens sprekende Groenstraters. Neem dan even contact met een van ons op.”

We nemen afscheid van Herbert en Pieterjo en danken hun voor het mooie verhaal, dat zich afspeelde op de grens van Eygelshoven en waar uw redacteur nauwelijks van had gehoord. Het is beslist maar een tipje van de sluier wat de heren hebben opgelicht. Er is nog stof genoeg om verder over te praten, wie weet?